Het vak levensbeschouwing speelt in op een fundamentele behoefte van mensen om antwoord te zoeken op zin, ethische en esthetische vragen, vragen die mensen zich stellen wanneer zij geconfronteerd worden met situaties en ervaringen, die niet gewoon en vanzelfsprekend zijn, maar raken aan de grenzen van het bestaan. Bedoeld worden bijv. het lijden of overlijden van een naaste, beelden van oorlogen, een verbroken relatie, maar ook gelukservaringen, zoals het krijgen van een kind, het zich verwonderen over de natuur. Deze ervaringen roepen niet alleen vragen op naar de belevingswaarde (esthetische vragen), naar het waarom en het hoe van dit alles (zinvragen) maar ook vragen naar ‘wat behoor ik te doen in deze situatie en wat juist niet’ (ethische vragen). Deze levensvragen, die ook kinderen zich stellen, vormen het vertrekpunt van het vak levensbeschouwing.

Bij het zoeken naar antwoorden op levensvragen worden, naast de ervaringen van de kinderen zelf, zoekontwerpen of antwoorden aangeboden uit verschillende, al dan niet geïnstitutionaliseerde, levensbeschouwingen. Dit wordt op een uitnodigende wijze gedaan en aangepast aan het ontwikkelingsniveau van kinderen. Op die manier draagt het vak bij aan een verdiepte kijk op zichzelf, op anderen en op de samenleving.
De antwoorden zijn altijd als ‘voorlopig’ te karakteriseren: ze helpen kinderen bij het zoeken naar antwoorden, ze geven richting aan waarin eventuele antwoorden te vinden zijn.
Wanneer ingebrachte zoekontwerpen of antwoorden afwijken van ‘wat leeft’ in de eigen omgeving zullen kinderen in toenemende mate worden uitgedaagd kritisch naar zichzelf, de ander en de samenleving te kijken. Dit impliceert dat ook antwoorden uit de eigen traditie/cultuur kritisch bevraagd zullen worden. Door het expliciet aan bod laten komen van godsdienstige en nietgodsdienstige levensovertuigingen wordt ook recht gedaan aan het gegeven dat Nederland een multiculturele samenleving is.
Kinderen worden zich op deze manier bewust van het feit dat ze leven in een samenleving die een grote variëteit aan levensbeschouwingen herbergt en ontwikkelen zo hopelijk respect voor andere opvattingen en uitingsvormen.

In de lessen levensbeschouwing is het vertrekpunt niet één bepaalde levensbeschouwing maar het kind zelf, dat zoekt naar een leidraad om zijn leven kleur te geven. Reflectie op levensdoelen en levenservaringen van individuele kinderen is daarom belangrijk in het vak. Het kind leert zijn persoonlijke levensbeschouwing steeds bewuster in te vullen, te verdiepen en desgewenst te vernieuwen Kenmerkend voor het vak is dat pluriformiteit, anders zijn en diversiteit erkend worden. In principe mag alles gezegd en gedacht worden binnen de les, het is een werkplaats voor eigen verkenningen. Het kind is subject van zijn eigen leerproces. Levensbeschouwing is een sociaal vak en draagt een duidelijk ontmoetingskarakter. Zowel leraar als kind zijn deelnemers in de dialoog. Uitgangspunt is de relatieve autonomie van de mens en zijn individualiteit die gericht is op verbondenheid met anderen. Levensbeschouwing is narratief en op beleving gericht.

Voor een achterliggende levensbeschouwelijke, maatschappelijke, pedagogische en onderwijskundige legitimatie verwijzen we naar de brochure ‘Heb ’t lef!, een theoretische verantwoording’ (zie hebtlef.nl).